onontkoombaar

onontkoombaar

Een jongen stept voorbij. Zijn voet zet af tegen de klinker. Hij draagt twee verschillende kleuren sokken onder zijn korte broek. Zijn moeder had er vast iets van gezegd, vaders kunnen dat soort dingen niet zoveel schelen. Een enkeling zou het zelfs aanmoedigen. Mijn vader was zo’n vader.

Ik was het schrijven zat. Het wachten op woorden, het geduldig overwegen en het snijdende perfectionisme dat altijd zo dwingend op de loer ligt. Vier verhalen over een liefde lagen opgesloten in een lade. Waar moest ik nog meer over schrijven? Als heel je leven rijmt op Roza heb je al snel een heel animatieteam uit Antalya nodig om er weer wat schwung in te brengen.

In plaats van een Turks All Inclusive hotel te bellen, besloot ik mijn camera op te pakken. Fotografen hebben over het algemeen een minder lijdzaam leven dan de schrijver.

Een portretlens, set studioflitsers en middelformaat camera waar je een kleine middenklasser van kunt kopen brachten me tien- misschien wel honderdduizend foto’s verder. Maar een mooi meisje mooi op de foto zetten, alleen maar omdat ze mooi geboren is. Een kaaklijn accentueren met een parasol vol licht en juist begrip van de hoek. En een porie uitwissen met een tekentablet in Photoshop omdat talg nu eenmaal vloekt op beeld?

Hetgeen me zo aan de portretfotografie had aangetrokken duwde me er nu langzaam weer vanaf.

En dus dreef ik af in een zee zonder schuim, stroming of zelfs getij.

Niet om de fotografie mijn rug toe te keren. Maar om wat diepgang op te zoeken en om het alibi van de fotografie wat weerstand te bieden: ‘Een mens die alles wilt zijn, is helemaal niets’ is en blijft een credo waarin ik heilig geloof. Maar wat is álles, kun je niet meerdere dingen zijn? En om het schrijven weg te zetten als lijdensweg… het leven mag soms best een beetje moeilijk zijn.

SRGB6724
Willekeurige voorbijganger, Imsouane, Marokko, 2019

De afgelopen maanden waren voor veel van ons moeilijk.

Een man van 92 jaar oud werd opgenomen in ons ziekenhuis. Een covid-19 pneumonitis teisterde hem al dagen maar het was uiteindelijk zijn dochter die hem naar de spoedeisende hulp van het HMC Westeinde bracht. Ik weet haast zeker dat zij het ook was die ervoor zorgde dat hij twee dezelfde sokken droeg. Een CT-scan, vlugge anamnese en een positieve uitslag van de keelswab bevestigde de diagnose. Zuurstof via een neusbril werd zuurstof via een mondmasker en het anti-malariamiddel Chloroquine bleek weken later toch niks toe te voegen aan de behandeling. Het antibioticum via het infuus voorkwam een bacteriële superinfectie, maar kan ook enkel wat diarreeklachten hebben gegeven. “We vertelden onszelf dat het zin had”, zei een geliefd collega na maandenlang op de Intensive Care te hebben gewerkt.

De 92 jarige man voelde zich niet benauwd, ook al vroegen we het hem dag-in dag-uit als we naast hem aan het bed stonden. De prikkel om een volgende hap lucht te nemen volgt na een stijgende koolstofdioxide spiegel in het bloed. Het koolzuurgas komt vrij na verbranding van vetten en koolhydraten en de productie neemt toe als onze fysieke inspanning stijgt. Onze longen blazen de koolstofdioxide af en nemen zuurstof het lichaam in mee terug. Het coronavirus jaagt een ontstekingsreactie in de luchtwegen aan, waardoor er zwelling ontstaat in de ruimte tussen bloedvat en longblaasje. Het vluchtige koolstofdioxide kan nog goed door het oedeem heen diffunderen, maar de ingeademde zuurstof heeft daar meer moeite mee. Er is sprake van zuurstoftekort, maar er is geen stapeling van koolstofdioxide. Een patiënt voelt zich mede om die reden niet benauwd waar zijn zuurstofsaturatie een schamele 75% bedraagt en hij het met een ademhaling van 35 keer per minuut moet doen. Iedere dag stonden doktoren naast zijn bed en vrijwel iedere dag stelden we diezelfde paar vragen. Een plek op de Intensive Care was geen optie. Daar leek heel Nederland het mee eens.

Maar dagen werden weken, het lichaam herstelde en zijn conditie werd langzaam beter. Na ruim een maand kon de oude man het ziekenhuis verlaten om tijdelijk bij zijn liefhebbende dochter in te trekken. In de logeerkamer met sokkenla, nieuwe tandenborstel en plek voor het scheerapparaat van Philips. Iedere dokter en verpleegkundige die bij meneer naar binnen waren gestapt was hetzelfde opgevallen. Niet zijn leeftijd, de vrolijke noot in zijn stem of de verwarde buien die hem zo teisterden aan het begin van de opname. Nee, het waren zijn fel gekleurde badslippers met ‘GAME OVER’ op de flap geschreven die de hele ziekenhuisopname in één klap de lichtheid gaven die het leven soms zo verdiend.

20181104_075534-01
Na een nachtdienst – HMC Westeinde, Den Haag

Op moment van schrijven zit ik onder een opkomende lentezon op de overblijfselen van een terras van een populair restaurant uit de buurt. Het coronavirus heeft stad en land in zijn greep. Maar stil is het buiten allang niet meer. Steppende kinderen, verwaarloosde heren met plastic Aldi-tassen en gele bestelbusjes van DHL kleuren het straatbeeld.

Het was twee jaar geleden, op eveneens een warme lentedag, dat ik met acht toekomstig collega’s onder toeziend oog van familie, vrienden en vreemden de eed van Hippocrates aflegde.

Twee jaar geleden verdween de fel gekleurde gevarendriehoek van mijn ziekenhuispas en van toen af draag ik mijn stethoscoop met meer verantwoordelijkheid dan ooit tevoren. Van avonddienst naar nachtdienst, van SEH naar bovengenoemde patiënt op zaal. Een dokter die ‘Even Apeldoorn Bellen…’ in zijn Lithmann stethoscoop wilde graveren om een dag later met drie verschillende telefoons naar de winkel te bellen om er toch maar ‘Ernest le Roy’ van te maken. Dat ik maar voor altijd een jongen mag blijven.

Het leven is niet onaardig. Deze jaren kan ik flirten met moeders en tieners, woon ik met vrienden in een statig huis op de grens van veen en zand en is er nog zoveel te doen dat verveling een kreet lijkt uit een ander leven. Vragen over mijn toekomst sla ik af, alsof ik het verstrijken van de tijd zo nog even kan uitstellen. Ik heb geen haast.

Tien jaar geleden hing ik mijn Eastpak aan de top van de vlaggenmast. De groene tas met zijn bruine accenten en ontelbare gespen werd weken later van de gevel geplukt. Ik kon het niemand kwalijk nemen. De tas had zijn dienst bewezen en voor een ander was het wekenlange bungelen van de lege rugzak misschien een teken van provocatie. Je laat je verjaardagsslingers ook geen drie seizoenen hangen.

Die tijd dat de rugzak gewichtloos over de straat uitkeek herinner ik me als een eindeloze vakantie. Na zes jaar iedere dag kilo’s gekafte boeken te hebben meegezeuld lag de wereld nu aan mijn voeten. Ik was achttien, ik had een diploma en ik had net mijn maagdelijkheid verloren met het lange blonde buurmeisje van vijf huizen verder. Ik had een autorijbewijs, een stel vrienden en een moeder en vader die los van elkaar alles goed vonden zolang het maar goed voelde.
Australië was het plan. De rest kwam later. Ideeën over mijn toekomst zouden daar vanzelf aanspoelen.

Dave - Duin III
“Vragen over mijn toekomst sla ik af, alsof ik het verstrijken van de tijd zo nog even kan uitstellen” Dave, Den Haag, 2020

Het was op een warme zomerochtend tijdens die vakantie dat ik wakker werd gebeld door Nick. Nick was en is – we spreken elkaar zelden, maar soms is dat genoeg – een slimme, ijverige jongen die weet wat hij wil en hoe hij daar moet komen. Nick leerde voor school, voetbalde bij Velo en vulde de vakken bij Albert Heijn. Nick wilde dokter worden, dat had hij een lange tijd geleden al besloten.
Ik weet nog steeds niet of ik een ochtend- of avondmens ben, maar telefoongesprekken voeren, minuten na het ontwaken, zijn volgens mij aan niemand besteed.

“Weet je het al?! Weet je het al!?”
“Hè, wat?”
“Ben je ingeloot? Mag je Geneeskunde studeren??”
“Is dat vandaag, die bekendmaking?”
“Ja man, hoe kun je dat vergeten!”
Er klonk geen verwijt in zijn stem, hooguit verbazing.
Mijn e-mail, ik moest mijn mailbox openen en daar zou een bericht van DUO staan.
De PC startte op. Nick bracht het slechte en onverwachte nieuws dat hij was uitgeloot. Een 7.8 gemiddeld voor zijn gymnasium was niet genoeg geweest. Ik weet niet meer welk vak hem de das om heeft gedaan, maar hij heeft er ongetwijfeld nog vaak over nagedacht.

“Ik heb nog niks binnen man. Wacht even”.

Mijn Gmail ververste en de nieuwe berichten werden binnen gehaald. Het was een droge tekst zonder kleur, uitroeptekens of felicitaties. Maar het stond er echt.
“Godverdomme. Het spijt me man, maar ik ben ingeloot. Sorry.”
Nick was nog steeds zonder verwijt en ook zonder jaloezie. Hij was blij voor me en ik wist dat hij het meende. Ik heb direct aangeboden mijn plaats aan hem te geven, maar dat was niet mogelijk.

Zodoende werd het Leiden en heb ik Australië nog steeds niet gezien.

Nick vertrok naar Amsterdam, daar begon hij aan de studie Biomedische wetenschappen. In het eerste semester vroeg een professor aan de aanwezige studenten wie van hen was uitgeloot voor Geneeskunde. Nick zou me later vertellen dat driekwart van de collegezaal zijn vinger omhoog stak.

Hij begon een jaar later alsnog aan zijn studie tot arts. Met bravoure en discipline haalde hij tentamen na tentamen. Voor hem was het geen hordelopen, maar een marathon, waar hij altijd studeerde en elk college bijwoonde. Sinds een jaar is de oude jeugdvriend in opleiding tot Gynaecoloog in een groot Haags ziekenhuis. Dit zonder promoveren of lidmaatschap bij één van de corpora of andere instituten.

Ik had hem op 18 juli 2010 niets beters kunnen wensen.

SRGB6025
Imsouane, Marokko, 2019

Die periode vlak na het slagen, toen nog niets vast lag en alles mogelijk leek, lijkt zichzelf nu te herhalen. De toekomst was onzeker, maar ze ademde avontuur en onbegrensde mogelijkheden. Australië lag daar aan de andere kant van de wereld en een levensgrote ontdekkingsreis vol vakantievriendjes en -vriendinnetjes lag in het verschiet. Daar zal de tijd mij leren wat ik kiezen moet en daar zal de rest van mijn leven beginnen.

Niet wetende dat er al voor mij gekozen was.

Die warme weken van mei, juni en juli in 2010 vormden een rite de passage, een kentering en ongemerkt misschien wel het slotsom van mijn jeugd.

Het is moeilijk, maar niet onmogelijk om afstand te nemen van het vandaag, morgen en gisteren en om zo iets te kunnen zeggen over een periode; om een bepaalde fase een naam te geven. Achteraf is het kinderspel, maar tijdens getuigt van voorzienigheid of gewoonweg simpele naïviteit.

Misschien romantiseer ik als ik dit schrijf, maar een bepaalde gewichtloosheid en kostbaar zelfvertrouwen doen me terugdenken aan die warme maanden in 2010, nu een decennium geleden. Opnieuw lijken de mogelijkheden onbegrensd en lonkt avontuur. Opnieuw heb ik een periode afgesloten, ditmaal waren het geen gekafte boeken maar tentamenpunten en ervaringspunten. Ik hoef arts-assistenten niet uit te leggen dat twee jaar rondrennen met de dienstpieper als een grotere prestatie voelt dan die drie jaar bachelor en drie jaar master bij elkaar. Misschien voel ik me daarom nu, twee jaar na het signeren van de bul pas echt dokter. Iets dat alles te maken heeft met het proeven en leren wennen aan de verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid die het werk zo dankbaar en mooi maakt, maar ook zo moeilijk en met vlagen simpelweg beangstigend. Het is de verantwoordelijkheid die je als medisch student en co-assistent onmogelijk voelt, maar waar je die eerste dagen op de werkvloer gigantisch snel aan gehoorzaamt.

Vaak was het makkelijk, maar niet altijd. Je leert en groeit, eerst is het angst, maar ongemerkt vloeit dat over in een gezonde spanning. Een fijne en voor sommigen zelfs verslavende spanning. De 5609 die piept en je doen toesnellen naar een neonaat in ademnood. Het reanimatiesein dat klinkt voor een volwassen man stikkend in het vocht dat in zijn longen staat. Of de verpleegkundige met een niet-pluis gevoel die roept voor een man met een bloedvergiftiging.

Niet dat ik hiermee wil suggereren dat ik ben uitgeleerd, maar de koudwatervrees is geweest en de scherpe randjes zijn eraf. Dat gegeven en de ruimte die ik voel om komend jaar waar ook ter wereld wat ervaring op te doen geven me nu de lichtheid die doet denken aan die lenteachtige, zachte sfeer van 2010.

Anne Uitkijk 2
Anne Rijfkogel, Scheveningen, 2019

In dat jaar werden plannen voor het leven gemaakt. Het begon al vroeg, want al ver voor de centrale eindexamens werd de examenreis beraamd en gevormd. Met zijn allen in de bus naar Zuid-Europa om elkaar liefdevol van de stoepen op te vegen en te proosten op de rest van het leven. Dat was het plan. Maar uiteindelijk waren het alleen Koen en ik die de bus van GOGO tours instapten.

Verlegenheid, strenge ouders en infantiel groepjesgedrag moet de rest hebben weerhouden. Ik ben nog altijd blij dat Koen en ik die reis niet hebben overgeslagen. Zulke vakanties hebben een beperkte houdbaarheidsduur, een huwelijksreis kun je ook niet overslaan om zes jaar later en drie koters verder in te halen. En hoofdpijn gaat in de regel vanzelf wel weer over.

Koen was mijn lange broer van 2 meter. We dronken bier en hij bleek in Llorret de Mar nog een betere wingman dan in de krochten van de Danzig op het Plein. Hij had een vriendin en gedroeg zich voorbeeldig. Ik was single en kon toen al even slecht tegen alcohol als nu. Zonder gêne ondersteunde Koen mijn hoofd boven de brilloze wc-pot van een van de tequilabars. Rood verbrand trokken we van kroeg naar kroeg met voorop reisleider Ken wiens lijfspreuk “Ik zeg doen” op veel verschillende manieren kon worden geïnterpreteerd. De sfeer was luchtig en amicaal, het was de sfeer van Flugel en goedkope zwemkleding van de H&M. Je zou medelijden kunnen hebben met dat stukje grond aan de Costa Brava. Er moeten ooit toekomstig kunstenaars en wereldverbeteraars hebben gewoond, liefhebbende ouders en oorlogsveteranen. Maar het Iberische dorp aan de kust was verworden tot een ordinaire zandbak, gerund door een paar kroegbazen die met een leger aan proppers de stroom toeristen de juiste kant op duwden. Alle grote fastfood ketens hadden hun plekje aan de boulevard en het dichtstbijzijnde museum lag kilometers ver uit het centrum. En dan heb ik het nog niet eens gehad over het kiezelstrand dat sommige vakantiegangers zo tot waanzin dreef dat ze met hun witte sportsokken het strand betraden. Het was een B-locatie in de categorie ‘zon en feest vakanties’, het segment pakketreizen waar Chersonisos en Ibiza de topfavorieten waren.

Maar om nu tien jaar later neerbuigend te doen over zulke vakanties zou pas echt schaamteloos zijn. Hier kan jong en nog-niet-zo-oud veilig wennen aan drank en elkaar. Hier leer je dat zoenen ook vreemdgaan is en dat met een kater op het strand liggen niet bevorderlijk is voor de vochthuishouding.

In plaats van het zetten van een tattoo of met een alcoholvergiftiging te worden opgenomen in een Spaans streekziekenhuis, ontmoette ik een mooie jonge vrouw.

Ze was zeventien. Stephanie was een dame met blond haar, wat sproetjes en ongrijpbaar karakter. Soms kon ze plots weglopen van haar badlaken en verzonken in gedachten een kant uit struinen zonder dat iemand begreep waarom. Ze had iets liefs en chaotisch, een gevoelsleven dat het altijd zou winnen van de redelijkheid. We werden verliefd op elkaar.

In plaats van nog meer te kotsen of onzeker de door moeder meegegeven condoomverpakking open te scheuren, liepen Stephanie en ik hand in hand over de boulevard van Llorret, een badplaats totaal niet geschikt voor romantiek of diepgang van de engste soort. De proppers sloegen ons over als we samen door de met neon bedrukte steegjes slenterden. Zij was het die de rozenverkopers voor me wegstuurde. En het was haar duim die lieflijk cirkels draaide in mijn handpalm terwijl we samen over de uitgescheurde papieren zakken van McDonald’s stapten.

Haar vriend wachtte thuis. We zoenden twee keer. De eerste keer toen we allebei dronken waren. De tweede keer omdat we niet anders konden. Ik liet haar met rust toen ze over haar leven thuis vertelde. Maar ze kwam telkens terug.

Het was niet Koen maar Stephanie die naast me zat in de bus terug naar huis. Ik weet het nog goed, zij zat aan het raam. Ik droeg een wit hemd op een grijze harembroek. Bruin en blond waren we. In achttien uur zou de bus ons terugbrengen naar een anonieme parkeerplaats ergens in de randstad. In die achttien uur moesten wij afscheid nemen en ons opnieuw leren schikken aan het leven thuis.

Als kind was het je vader die de camping afreed terwijl jij achterin de auto zat en met een intense teleurstelling dat Franse meisje uit je leven zwaaide. Dondersgoed wetende dat je haar nooit weer zal zien. Het liefst bleef je daar, maar je moeder praatte op je in en probeerde uit te leggen dat het echte leven in niets leek op de kinderdisco van de viersterren camping in Frankrijk. Eenmaal bij Lyon was de scherpste pijn verdwenen en aan het begin van de herfst was het vakantievriendinnetje niets meer dan een fijne herinnering.

Maar Stephanie en ik waren volwassen, wij hadden geen vader en moeder die ons moed en realiteitszin inpraatten. Ons leven was maakbaar en ze kon nog mooier dromen dan ik.

We zagen elkaar nog een aantal maal. In Den Haag of daar aan het strand in Katwijk aan Zee. In Nederland zoenden we niet meer, ook 17 en 18-jarigen kennen hun grenzen. Na een tijd was het voorbij. Zij bleef bij haar vriend en we leefden allebei nog lang en gelukkig.

Tien jaar later zag ik haar opnieuw. Het was 30 december 2019. We spraken af bij het haardvuur van Hartbeach. Ze had het grootste deel van de jaren gereisd, haar jeugdvriendje en leven in Katwijk van zich afgeschud. Een ander leven, maar ik herkende haar manieren en luchtige verschijning meteen. Een ochtend en etmaal later zouden duizenden mensen de Noordzee inrennen om het nieuwe jaar in te luiden. Schertsend dat wij al zoenend tussen de dranghekken en de zee het verleden herbeleefden. De tijd van Hyves, bittere biertjes en toetsweken was lang voorbij. Maar mensen veranderen nauwelijks.

In haar zwarte Renault Twingo uit ’98 reed ze terug naar huis. Die volgende ochtend zou haar eerste grote-mensen-baan beginnen. Ik heb haar daarna nooit meer gezien.

2020_0120_20454100-01
Amboseli National Park, Kenya, 2020

De opkomende lentezon klimt hoger en hoger, op haar hoogtepunt begint de zomer. Dan zakt ze weer totdat ze bijna verdwijnt en ons achterlaat in de winter.

Een mens bedenkt een hoop in de zon. Ik zat daar met niets meer dan een pen, wat papier en een thermoskan vol koffie. De wolken gingen af en toe zo langzaam dat de tijd even leek stil te staan.

Misschien was dit een ode aan het verhaal en de herinnering. Op het leven en de liefde. Op vrienden en vreemden. Nostalgie en een blik vooruit. Het was de eerste keer sinds lange tijd dat ik weer schreef. Het plot is ver te zoeken, maar is het geen heerlijkheid dat het echte leven ook geen plot heeft?

— einde —

Ik was het vergeten, maar het fijnste aan het schrijven is de voor mij ongrijpbare verandering die het teweegbrengt aan het heden. Alles wordt een verhaal en daarmee krijgen de simpele dingen van alledag een zekere diepgang. Schoonheid is overal, als je haar maar wilt zien. Een wit plastic tasje van de groenteboer dat wervelend op de luchtstromen danst of een verblindende reflectie van een raam aan de andere kant van de stad omdat de zon en het glas van een kozijn exact de juiste hoek maken. Een gesprek in de tram of trein. Maar zelfs een onmogelijk en daarmee pijnlijk liefdesverhaal waar ik twee jaar geleden over schreef krijgt een andere betekenis.

Leven om het te vertellen.

Een verzameling studiowerk van de afgelopen twee jaar:

SRGB1869
Kelly van Londen, Den Haag, 2019
Christel - Dans I (minder blauw)
Christel Govaert, Den Haag, 2020
Tim - Blauw I
Tim van Elst, Den Haag, 2019
Yosine - Dans I IG-crop
Yosine Delgado, Den Haag, 2020
Daniek - Hemd I
Daniek Overgaauw, Den Haag, 2019
Dave - Krijtstreep broek
Dave, Den Haag, 2019
Kelly - Kruk I (skin edit+crop)
Kelly van Londen, Den Haag, 2019
Madelon - Spiegel I
Madelon Lanting, Den Haag, 2019

Zie ook www.ernestleroy.com

14 gedachtes over “onontkoombaar

  1. Geboeid je verhaal gelezen!
    Het leven blijft het waard om te overdenken en in te verdiepen!
    Dank je wel voor het delen❣️

    Like

    1. Dat blijft het leven zeker, ik merk dat ik dat ‘verhalende leven’ of ‘leven voor het verhaal’, wel een mooi streven vind. Ik was het een klein beetje verleerd, maar gelukkig niet helemaal!! Tot snel Diana

      Like

  2. Zelfs door de jaren heen, blijft vriendschap bestaan,
    Een ongrijpbare band die blijft doorstaan.
    Al hebben we elkaar lang niet gezien, blijven we verbonden,
    door wat we samen hebben gedaan.

    Je bent echt een fenomeen, nog altijd.

    Like

Geef een reactie op giuliaaaam Reactie annuleren