IV – Maligne Verliefdheid

IV

Maligne Verliefheid

 

We vertrokken toen verderop in de stad de clubs en bars sloten. Ze stond op blote voeten naast me in de gang. Haar ogen waren klein.

“Hebben we alles?”

We lieten vuile borden vol pizzakorsten achter. Resten kleding lagen verspreid door de kamer en naast het hoofdeinde van het bed stond een fles rode wijn. Ze had de vuile glazen opgeruimd.

Terwijl de buurt sliep, reed ik de straat uit. Ik mis de stoplichten die oranje knipperen als teken van de uitgestorven stad, nu blijft het altijd rood of groen. Het stuk snelweg was donker en verlaten, ik schakelde naar de vijfde versnelling en we lieten ons langzaam afzakken naar het zuiden.

Ik begroef mijn hand tussen haar benen en ze voerde me druiven en slokjes koffie uit een thermoskan. We werden gestoord in onze gesprekken door een opkomende winterzon en onze eerste buitenlandse reis begon pas echt toen we de heuvels bij Gent passeerden. We hadden elkaar vijf weken niet gezien, we hadden elkaar zoveel te vertellen dat het bijna de moeite niet was om eraan te beginnen. Haar eerste weken als dokter van de neurologie hadden haar verrijkt en mijn ervaringen en ontmoetingen in Colombia moesten nog landen.

Het zand van Santa Marta zat nog in de schelp van mijn oor. Minder dan een etmaal geleden bracht een Boeing mij terug de winter in.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
‘Een stad in de winter’

Parijs is groots.

We rolden met onze koffertjes langs de Seine en met mijn beste Frans kochten we een baguette. Roza had alles behalve een talenknobbel, maar dat was eerder ontwapenend dan storend.

We sliepen nabij Place de la Bastille. Achter de muren en de gordijnen van ons appartement lag een stad in de winter. We lieten ons op het bed vallen waar we bleven tot de tijd ons tot orde riep en we ons noodgedwongen in onze winterjas hesen om samen voorzichtig de brede trottoirs te betreden.

Parijs lachte ons toe. Een dunne januari zon scheen over de stad. Roza greep naar m’n arm en we sleepten ons aan elkaar voort door die prachtige stad met haar prachtige taal die overal klinkt omdat ze verdommen iets anders te spreken.

Haar slanke sleutelbeenderen staken uit boven het dunne shirt dat ze zo graag droeg. De hakken die ze op Instagram had gevonden maakte haar bijna even lang als ik. Ik wilde ieder moment van de dag vertellen hoe fijn ik het vond, maar ik kon de woorden niet vinden en begreep allang dat ik voorzichtig moest zijn. Ons samenzijn was teer en vluchtig, de regels van het spel golden nog steeds. Zelfs in Parijs, juist in Parijs.

De verschrikkelijke mateloosheid waarmee ik het leven probeer te verslaan maakte het me moeilijk. Roza kwam ooit binnen als een zachte zomerbries maar sloeg om in een reusachtige storm. Mezelf controleren kostte meer moeite dan haar interesseren. Misschien is dat het lot van de romanticus.

Ik was net terug uit Colombia. Met een stokbrood onder mijn arm en een donkerblond meisje aan de ander wendde ik razendsnel aan het Westen. Ik was terug zonder het gevoel ooit weggeweest te zijn. En ik ontbeet met croissants en café’s alsof ik nooit ergens anders was geweest.

We hadden het prachtig samen.

Op de derde en laatste dag liepen we door de Tuilerieën. Onder de kale bomen van het park liet ik ons zitten op een stenen bankje met uitzicht op de Parisiennes en een fontein waar geen water uitspoot. Zonder dat zij het zag haalde ik een roze netje uit m’n broekzak.

Het was opnieuw mijn vrees die sprak:

“Roza, wil je mijn vriendin zijn?”

Ze keek me aan en haar blik zakte naar de ring die ik naar haar vinger bracht.

“Ja, dat wil ik”.

Een schaterlach vulde het park en ze deed het stukje goudkleurig metaal van twee euro om haar vinger.

Het was gebeurd.

In de auto dronken we samen een fles Jip & Janneke champagne die ze een week eerder bij de Hema had gekocht. We reden terug naar huis.

We leefden nog lang en gelukkig.

P4261601-2.jpg
‘Op de voorgrond de begrijpelijke leugen op de achtergrond de onbegrijpelijke waarheid’ – Milan Kundera

Tolstoj schreef ooit dat zijn Oorlog en Vrede anders was dan de andere boeken omdat het niet ophoudt bij een bruiloft, begrafenis of slagveld. De roman gaat door en door en daarom overstijgt het alle andere verhalen.

Met die plakkerige fles Jip & Janneke champagne in mijn hand kon ik nooit weten wat er allemaal nog voor me lag.

Het is inmiddels eind februari 2017 als ik met dichtgeritste jas door de koude ochtendspits fiets. Ik kom langs oprijlanen waar de huizen namen hebben en de honden geen staart. Het co-schap Psychiatrie valt zwaar, de uitzichtloosheid van de moeizame levens van de meest zieke psychiatrische patiënten maakt moedeloos. Mannen en vrouwen stuk voor stuk vastgelopen in de maatschappij, hun levens hangen aaneen aan crisisopnames en maandenlange gedwongen verblijf op een gesloten afdeling. Van dwang-depot naar dwang-depot, zonder zelf te kunnen beseffen waarom wij hen proberen te helpen. Tussen de gesloten deuren van de afdeling ligt een marmoleumvloer. Er zijn kleine steriele kamers, een woonkamer met flatscreen televisie en een isolatiecel met muren geverfd in vrolijk groen. Tussen de gesloten deuren van de afdeling sleept de tijd zich langzaam voort.

Roza en ik probeerden onze afspraakjes nog altijd tot dates te verheffen. Nog steeds kusten wij op het Lange Voorhout en ontbeten we met croissants gedoopt in Frambozenjam. We struinden over het strand en ’s avonds trokken we van kroeg naar kroeg opzoek naar drank en elkaar. Koning Winter verliet ons land voor de lente en wij waren beiden druk op weg naar respectabele levensposities.

Zij ging van avonddienst naar nachtdienst en daartussen probeerden we elkaar zoveel mogelijk te zien. Voor mij was het echter nooit genoeg.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
‘Voor mij was het echter nooit genoeg’

Op een avond spraken we af in Leiden. Het was al donker. Zij kwam vanuit het ziekenhuis in Haarlem en ik vanuit de kliniek in Den Haag. We troffen elkaar voor de winkelkarretjes van een bekende supermarkt. We deden boodschappen. Afstand. Irritaties om de vleeswaren. De sfeer was gezet. Ze liep met haar arm om mijn nek en een lederen tas om de ander. Ik was vlak en stoïcijns. Was dit het nu?

“Heb je zin in je diner morgen?” vroeg ze. “Ik had meer zin om je vanavond te zien”, antwoordde ik nors. Koken en stokbrood eten. Geen contact. Waar is de liefde? We praatten wat, maar echt genieten leken we niet te doen. In bed dronken we rode wijn. Ze kan goed luisteren. Haar ogen vielen dicht en ik lag te wachten op een keerpunt, op een moment waarop we samen waren, echt samen. Maar dat kwam niet. We poetsten onze tanden en met het ondergoed om onze lijven vielen we tegen elkaar aan in slaap. Maar zij sliep en ik niet. Ik staarde naar het plafond en baalde.

Alles behalve gelukkig. De afhankelijkheid, de teleurstelling en het wachten op iets dat zo makkelijk kon tegenvallen dat ik zou willen dat ik er nooit op had gewacht.

Ik wilde contact en verbintenis. Ik klemde me aan haar vast in de hoop dat ze me tegen zich aan zou drukken, dat ze me toe zou staan. Maar ik viel steeds verder en dieper, ver onder dat voetstuk waarop ik haar had geplaatst.

Mijn leven bestond nog maar uit twee segmenten, één waar ik met Roza was en één waar ik graag met haar wilde zijn.

Er bestond niets anders meer.

Spanningen en verkeerde verhoudingen maakte het ons moeilijk. We brokkelden af en mijn verliefdheid maakte dat ik niets kon doen om mezelf en onze verhouding te redden.

De incidenten volgden elkaar op, de onrust nam alsmaar verder toe en daarmee de nervositeit die ik ervoer in de uren voordat ik haar zou zien. Dit waren niet de zenuwen van die zondag 12 september. Dit ware nare zenuwen.

Het was een maligne verliefdheid.

2018_0729_17160000-01
‘Met haar zou het nooit ons zijn, nooit ons leven’

Ik was gewend aan de overgave en de vanzelfsprekendheid van het liefhebben. Dat laat zich niet uitdrukken in woorden of gezellige avondjes uit. Ik voelde dat ik niet kreeg waar ik zo naar verlangde.

Met haar zou het nooit ons zijn, nooit ons leven.

Het leek alsof ze bang was dat een volledige omhelzing haar zou vernietigen.

Terwijl de dagen weer langer werden, veranderde onze nachten. Zij viel ongehinderd in slaap, ik lag ernaast, starend naar het plafond mezelf afvragend wat er allemaal mis ging. Ik heb nachten wakker gelegen. Misschien is er in zulke relaties altijd iemand die lijdt. Nu was ik het, dat was niet erg want ik ben het nooit eerder geweest.

Als Roza zich ‘s nachts bewoog schoot ik overeind in de hoop dat ze sorry zou zeggen. Maar ze zei nooit wat, want ze sliep en als de wekker om zes uur ging stond ze zonder op of omkijken op om te gaan douchen.

Ze had geen medelijden met de verschrikkingen van de hartstocht, ze herkende ze niet eens. Wat dat betreft was ze keihard.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
‘Ze had geen medelijden met de verschrikkingen van de hartstocht’

Op een dag in de lente liepen we door de duinen. Ik pakte haar hand, maar ze sloeg me van zich af. Dit was een van de pijnlijkste dingen die ik ooit heb meegemaakt.

Ik had het recht verloren om haar aan te raken.

Het ging slecht tussen ons. Niets meer dan vage schaduwtinten van iets wat ooit was, of misschien wel nooit was geweest maar waarvan ik zo graag zou willen dat het zou zijn.

Op een woensdagavond ontmoette ik mijn schoonouders in een Japans restaurant. Er stond een immense muur tussen Roza en mij. De kennismaking met broer, zus en vader en moeder was fijn. Maar Roza en ik konden elkaar al niet meer aankijken.

Ze vertrok een paar dagen later op wintersport. Ik riep boze woorden, hulpeloze woorden door de telefoon vanuit een afgesloten poli-kamertje in het ziekenhuis:
We spraken af dat we allebei zouden nadenken wat we wilden met onze relatie.

Ik wist met heel mijn hart dat ik beter verdiende, dat zij mij niet waard was. Ik begreep allang dat we niet bij elkaar pasten en dat we zouden blijven botsen totdat alles in zou storten.

Maar ik wist ook dat ik verliefd was. En dat ik niets liever wilde dan haar.

2018_0922_12361000-01
Het liep dood

Ze kwam zongebruind van wintersport terug. Ik was geladen en onrustig. We fietsten naar de Oude Molstraat. Hier bestelden we elk ons eigen bord en glas. Ik vroeg haar hoe de vakantie was, hoe het weer was, hoe de sneeuw was en hoe het met haar was.

Ik kon nauwelijks een hap door mijn keel krijgen.

“Heb je nog nagedacht over ons?”, vroeg ze me toen de glazen leeg waren en de borden nog halfvol.

“Dieper dan dit kunnen we niet zakken”, zei ik, “het kan vanaf nu alleen maar beter worden. Het is lastig, maar ik geloof dat we het kunnen.”

Ik zei nog veel meer, ik bleef maar doorpraten en van herhaling in herhaling vallen opdat zij maar niks terug zou zeggen. Maar ze zei wel iets.

Na zeven woorden begreep ik dat ze onze relatie wilde verbreken.

Ik voelde de drang om op te staan en naar buiten te stuiven zodat ik dit niet hoefde te doorstaan.

Maar ik begreep dat dit kinderachtig zou zijn.

Toen kwam de ober kwam naar ons tafeltje:

– “Is alles naar wens?”

– “Nee, niet echt”, zei ik, “We zitten midden in een relationele crisis.”

– “Ah, ja, haha en gaat het weer goed?”

– “Nee.”

Waarop de beste man in schort wegliep en heel lang niet meer terugkwam.

Natuurlijk wilde ze die avond thuis slapen. Dat begreep ik allang. Ik zei haar dat ik graag nog samen een stukje wilde lopen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
‘Stof tot schrijven gaf deze nare episode genoeg’

 

Zij in het wit, ik in het blauw. Beiden liepen we in een lange wollen winterjas over de stoepen van Den Haag. Hoe verder we liepen, en des te meer ik sprak, hoe verder mijn nervositeit verdween.

Ik had alles al verloren, het deed er niet meer toe.

“Nog nooit heeft iemand zo dicht op m’n huid gezeten”, zei ze. “Nog nooit heeft iemand me zo van zich afgetrapt”, wierp ik terug.

Ze bleef bij alles wat ze had gezegd maar ik voelde ruimte. Ik kon mezelf weer zijn, de onzekerheid vloeide weg.

We spraken af om afstand te houden en elkaar om de week te zien. Ruimte en tijd, dat hadden we nodig. Iedere keer dat we elkaar zagen moest ik weer vanaf punt nul beginnen.

Roza verloor haar glans in die weken. Ik begon zelf ook te twijfelen over ons sprookje waar ik zo graag in wilde geloven.

Als co-assistent Neurologie was ik maanden geleden verliefd geworden op de bíjna dokter en had ik mezelf compleet verloren in de liefde. Ik had Roza op een voetstuk geplaatst zo hoog dat ik er zelf niet meer bij kon komen.

Ik probeerde haar te grijpen, maar ik greep mis en mis terwijl ik steeds dieper en verder weg zakte. Ze was onbereikbaar geworden en dat had ik helemaal zelf gedaan.

‘De begeerlijkste vrouw is ook de meest angstaanjagende. Natuurlijk niet door wat ze is, maar door wat wij van haar maken.’ (Nietzsche’s tranen, Irvin D. Yalom).

Ik liep als een dweil achter haar aan en ik was in veel opzichten mijn eigenheid verloren.

“De Ernest zonder Roza was leuker”, zei ze.

Stof tot schrijven gaf deze nare episode genoeg.

P4261423

 

In Colombia ontmoette ik een Italiaanse Amsterdammer die niet goed wist wat hij met zijn leven moest, maar graag heerlijke maaltijden creëerde en heel goed kon zorgen voor eenieder die op zijn pad kwam.

Een goede vriend van hem leed ooit aan acute myeloïde leukemie. Mauro vroeg die vriend wat hij het meeste jammer vond, wat hij het meest zou missen van zijn onvoltooide leven:

‘Ik vind het moeilijk dat ik nooit heb ervaren wat liefdesverdriet is.’ antwoordde de vriend.

Ik vond dit een prachtig antwoord.

Liefdesverdriet met haar diepe ongeluk en gruwelijke leegte. Maar dat was het niet, misschien omdat er nog geen liefde was.

Die weken van afstand vielen zwaar. Iedere keer dat ik haar zag verbaasde ik me over haar schoonheid. Hand in hand liepen we allang niet meer. Op de resterende dagen van de week probeerde ik mijn oude leven weer op te pakken, te genieten van hetgeen wat me altijd zo kon raken. Langzaam kwam de vreugde in kleine beetjes terug.

Toevallig gingen we beiden naar een facultatief college in het LUMC. Ik wist dat ze in de zaal zat, maar had nog niet gezien waar. Toen de eerste spreker begon tilde ik een papieren flyer op van de collegebank. Mijn buurvrouw — een oud-studiegenootje — onderbrak me: “Ernest, gaat het wel goed met je? Je hele arm trilt?!”. Ik legde de flyer vlug neer en zei haar het goed was.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
‘Liefdesverdriet met haar diepe ongeluk en gruwelijke leegte. Maar dat was het niet, misschien omdat er nog geen liefde was’

“Waarom betrek je het continu op jezelf? Waarom wil jij je aanpassen en genoegen leren nemen met minder? Waarom verwacht je niet meer van haar, waarom leg je de schuld niet bij haar onvermogen om te geven wat je wilt, waar jij naar verlangt?”

Het was een jonge vrouw — uiteindelijk zijn het altijd vrouwen — die mij met een hele harde zet de andere kant op duwde.

Ik trok Roza van het voetstuk af en ik liet haar meters ver vallen. Eerst in gedachten in mijn hoofd en een avond later met haar zittend op de bank naast me.

Natuurlijk ving ik haar op.

Ik heb eindelijk de macht over mijn eigen leven weer terug.

We zijn verliefd, ik weet dat zij het ook is. We spreken alles uit, ergeren ons elkaar maar blijven elkaar vasthouden.

De relatie is gelijkwaardig.

Als er spanning is geven we elkaar een knuffel totdat zij weer wegebt.

Op een warme zaterdagmiddag zaten we op het terras van de Anne en Max in Leiden. Zij luisterde haar voicemail af, ik bladerde door de zojuist door ons gekochte Lonely Planet van Toscane. We wachtten op onze latte machiato.

Die zaterdagmiddag, toen alles goed was en we elkaar moesten knijpen om te realiseren dat het echt was, sprak haar vader in haar oor.

Haar moeder had een grote hersenbloeding gehad en lag op spoedeisende hulp van het ziekenhuis.

Een schreeuw.

Toen stond alles stil.

Oog in oog met fragiliteit van het leven.

Dit was drie maanden geleden.

Roza is nog steeds het meisje met wie ik ga. Het is niet altijd makkelijk, nooit vanzelfsprekend en nog altijd kwetsbaar.

Maar we zijn twee gelijken en we zijn samen.

Wat er ook gebeurt, ik zal de tijd die ik met haar ben geweest niet willen missen. De hoogtepunten, maar zeker ook de dieptepunten.

We leven. Misschien moet het voor mij gewoon zo zijn.

— einde —

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

 

Nawoord

 

Dit was het vierde en laatste verhaal over een liefdesgeschiedenis. 

Toen het verhaal waar we Roza tegenkwamen begon was zij vijfentwintig jaar oud.

Dat is nu twee jaar geleden.

Ze is fel en arrogant, onafhankelijk en zelfverzekerd. Het waren deze eigenschappen die mij voor haar lieten vallen. Ik had nooit kunnen bedenken dat op dat moment ook de teloorgang begon. Ik dacht haar te kunnen veroveren en me haar eigen te kunnen maken. Maar dat gaat niet. Dat moest ik ook niet willen.

Ze was mijn femme fatale.

We hoorden niet bij elkaar.

We zijn exact één jaar geleden uit elkaar gegaan.

Als ik nu terug kijk, realiseer ik me dat ik me nooit met haar zelf heb kunnen verbinden, maar wel met alle betekenissen die ik haar had gegeven – betekenissen die misschien wel niets met Roza te maken hadden.

Verliefd op de begeerte en niet op de begeerde.

Corine Koole schrijft al vijftien jaar verhalen in de Volkskrant en De Morgen over de raadselen van de lust & liefde. Ze werd recent geïnterviewd voor een artikel in het NRC. Ik vond het mooi om de relatie tussen Roza en mij te herkennen in haar conclusie:

‘ “Grote liefde is geen garantie voor een goed huwelijk. Grote liefde gedijt bij disharmonie, bij grote gevoelens, bij pijn. En dat combineert slecht met het dagelijks liefdesleven(….)”

‘Het ontstaan van een grote liefde is magisch, het onderhoud ervan heel praktisch. „Je moet elkaar gunnen individu te blijven, elkaars eigenaardigheden koesteren. Je moet het besef hebben dat de liefde ook zo maar afgelopen kan zijn en er vrede mee zien te krijgen dat er verlangens onvervuld blijven.” Niet eeuwige liefde zou het streven moeten zijn, maar een lange, disharmonieuze, grote liefde.’

Dit interview was in 2018 (link). Ik lees haar stukken graag, het volgende schreef ze zes jaar eerder en had ik bewaard, ze citeert een vrouw: “Nee, ik was niet gelukkig, geluk houdt rust in, geluk is stralend en verzaligd. Tussen ons was geen kalmte, maar een obsessie voor hoogten. De diepten namen we voor lief.”.

Herkenbaar.

Een lange, disharmonieuze, grote liefde. Met een obsessie voor hoogten en het liefst niet al te diepe dalen.

Dat lijkt me heerlijk, zo wil ik best leven.

Ik herstelde wonderlijk snel van de breuk en zowel ik als mijn vrienden die het liefdesgezwets moesten aanhoren zijn blij dat Roza en ik gestopt zijn met het proberen.

“De Ernest zonder Roza is leuker”, zei ze ooit. Ik ben bang dat ze daar gelijk in heeft.

Het was een mooie reis, aan het einde was ik vermoeid maar voldaan. We konden ook niet meer.

Dank aan Roza voor haar hoofdrol in één van de meest onstuimige jaren van mijn leven. Niets meer dan lof voor jou en onze tegenstrijdige persoonlijkheden. Het ga je goed en dank voor je toestemming voor het publiceren.

Den Haag, 27 oktober 2018.


 

Ik vond het haar mooiste moedervlek

Dank aan Sander voor het redigeren van de vierluik, je krijgt nog een biertje van me. 

 

 

 

 

 

 

4 gedachtes over “IV – Maligne Verliefdheid

Plaats een reactie